Vergiet? Vergeet het dan maar!

MAANDAG 20 AUGUSTUS 2018 De rechter heeft vorige week een uitspraak gedaan over wat (in elk geval) geen godsdienst is. Die rechter was de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij moest zich hierover uitspreken omdat de gemeente Nijmegen niet akkoord ging met de pasfoto die een inwoonster wilde gebruiken voor haar nieuwe identiteitskaart en rijbewijs. Op die pasfoto droeg zij een vergiet (!), en dat was volgens de gemeente in strijd met de regels die gelden voor pasfoto’s op identiteitskaarten en rijbewijzen. Volgens de inwoonster dwong haar godsdienst – het pastafarisme – tot het dragen van een vergiet. Om godsdienstige redenen zijn namelijk uitzonderingen mogelijk op deze regelgeving.

Mensenrecht Wie zich ter rechtvaardiging voor zijn gedragingen beroept op zijn godsdienst, doet een beroep op een mensenrecht.

Grondwet In de Nederlandse Grondwet staan enkele mensenrechten, zoals het discriminatieverbod, de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid. Wie zich ter rechtvaardiging voor zijn gedragingen beroept op zijn godsdienst, doet een beroep op de godsdienstvrijheid.

Godsdienstvrijheid De godsdienstvrijheid staat in artikel 6 van de Grondwet. Dat is – kort geformuleerd – de vrijheid voor eenieder om zijn godsdienst, individueel of samen met anderen, vrij te belijden.

Godsdienst? Volgens de rechter is het pastafarisme geen godsdienst, omdat het pastafarisme vooral satirische en parodiërende kritiek uit op andere godsdiensten, zoals het Christendom.

Vrijheid van meningsuiting? De rechter geeft aan dat genoemde satire en parodie wel meningsuiting zijn en waarschijnlijk onder een ander mensenrecht vallen, namelijk de vrijheid van meningsuiting. Daar heeft de inwoonster van Nijmegen in deze zaak echter niets aan, want de regels voor pasfoto’s maken daarvoor geen uitzonderingen.

Artikel 1 Grondwet luidt: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Artikel 6 luidt: Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2018:

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=96247

Rechtsoverweging 9.4.

Gezien het vorenstaande kan het pastafarisme naar de huidige stand van zaken niet als een godsdienst in de zin van artikel 9 van het EVRM en artikel 6 van de Grondwet worden aangemerkt. De Afdeling erkent het grote belang om in vrijheid satirische kritiek te kunnen uiten op religieuze dogma’s, instituties en religies. Dergelijke kritiek, ook al heeft zij betrekking op godsdienst, is daarmee zelf nog niet aan te merken als een godsdienst welke door genoemde grondrechten bestreken wordt. Evenals is overwogen in de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 februari 2017, ECLI:NL:RBOR:2017:762, is de Afdeling van oordeel dat het satirische element in het pastafarisme – niet alleen naar de vorm maar ook naar de inhoud van de uitgedragen visie – niet enkel een bijkomend aspect vormt, maar zodanig overheerst dat niet voldaan wordt aan de in de jurisprudentie van het EHRM geformuleerde randvoorwaarden om als godsdienst of levensovertuiging te gelden. In het bijzonder ontbreekt het daarin aan de vereiste ernst (‘seriousness’) en samenhang (‘cohesion’). Kenmerkend zijn in dit verband de eerder genoemde parodiërende geschriften. Kenmerkend voor het gebrek aan samenhang is bijvoorbeeld de relatie die in Hendersons brief gelegd wordt tussen de vermindering van het aantal piraten sinds het jaar 1800 en de opwarming van de aarde. Op dergelijke satire en parodie is de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet van toepassing, zoals ook het Oberlandesgericht Brandenburg overweegt in zijn uitspraak van 2 augustus 2017, ECLI:DE:OLGBB:2017:0802:4U84.16.00. Daarvoor is veeleer de vrijheid van meningsuiting relevant.

Wie schrijft die blijft!

VRIJDAG 17 AUGUSTUS 2018. In deze bijdrage staan de notulen en besluitenlijst in de (voltallige) vergadering van Provinciale Staten centraal. Daarover is een regeling opgenomen in de reglementen van orde van Provinciale Staten. Ik vergelijk de regelingen van Zuid-Holland (1), Limburg (2) en Gelderland (3). Een volledige vergelijking was niet het doel.

Provinciale Staten Gelderland heeft 55 Statenleden, verdeeld over 11 fracties. Ook Zuid-Holland heeft 55 Statenleden, verdeeld over 12 fracties. Limburg heeft 47 Statenleden, ook verdeeld over 12 fracties. In Limburg wordt Provinciale Staten het Limburgs Parlement genoemd.

Voltallige vergadering Aan de voltallige of plenaire vergadering van Provinciale Staten nemen in beginsel alle Statenleden deel. De vergadering wordt op grond van de Provinciewet in het openbaar gehouden (4). Meestal wordt er elke maand een dag vergaderd. De commissaris van de Koning is voorzitter van Provinciale Staten (5).

Reglement van orde Provinciale Staten stellen op grond van de Provinciewet een reglement van orde vast voor hun voltallige vergaderingen (6).

Notulen verplichting? In Zuid-Holland en Limburg moeten notulen worden gemaakt van de vergaderingen. In Gelderland bestaat die verplichting niet.

Weergave Die notulen bevatten de woordelijke weergave van het gesprokene (Limburg) of van al hetgeen tijdens de vergadering is uitgesproken (Zuid-Holland). Daartussen lijkt mij weinig verschil. In Limburg moeten ook de namen van allen die tijdens de vergadering het woord voerden worden vermeld.

Stemmingen In Limburg moet de namen van de voor- en tegenstemmers alleen bij hoofdelijke stemming in de notulen worden vermeld. Ook in Zuid-Holland moet hun naam dan worden vermeld in de notulen. Bovendien bestaat in deze provincie bij een stemming met handopsteking de verplichting om de naam van de tegenstemmers te vermelden: dan moeten alle voor- of tegenstemmers worden vermeld die in de minderheid waren bij die stemming. In de regel wordt hier met handopsteking gestemd! Ook bestaat in deze provincie de verplichting om altijd een tegenstemmer te vermelden die daar expliciet om vraagt, ongeacht of hij bij de stemming tot de minderheid hoorde. Ook eventuele stemverklaringen moeten in Zuid-Holland in de notulen worden vermeld.

Besluiten Zowel in Zuid-Holland als in Limburg moeten de besluiten die zijn genomen in de notulen worden vermeld. In Gelderland – waar geen verplichting bestaat om notulen te maken – moet een besluitenlijst worden gemaakt. Besluitenlijsten moeten ook in Zuid-Holland en Limburg worden gemaakt.

Vaststellen notulen De notulen worden in Limburg en Zuid-Holland vastgesteld in een volgende vergadering van Provinciale Staten.

Vaststellen besluiten Vaststelling van de genomen besluiten gebeurt door de vaststelling van de notulen. De besluitenlijsten die in Limburg en Zuid-Holland worden gemaakt, worden niet vastgesteld in Provinciale Staten. In het reglement van orde wordt expliciet bepaald dat aan besluitenlijsten geen rechten kunnen worden ontleend. De Gelderse besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten vastgesteld.

NOTEN

Noot 1: Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland, artikelen 44, 46, 48, 42 en 40. Artikel 44 luidt (gedeeltelijk):

De notulen vermelden:

D. De door de vergadering genomen besluiten;

E. De uitslag van de stemmingen, onder vermelding van:

de namen van de fracties, groepen en/of leden die aantekening hebben verzocht dat zij geacht wensen te worden tegen het voorstel te hebben gestemd;

de door de fracties, groepen en/of leden uitgesproken stemverklaringen;

de namen van de leden die bij hoofdelijke stemming voor, dan wel tegen hebben gestemd;

de namen van fracties, groepen en/of leden die bij stemming met handopsteking de minderheid van de stemmen vormden;

F.

Een woordelijke weergave van al hetgeen tijdens de vergadering is uitgesproken.

Artikel 46 Vaststelling notulen

De notulen worden door de zorg van de Statengriffier opgemaakt en aan de leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten gezonden. Provinciale Staten stellen in een volgende vergadering de notulen vast.

Artikel 48 luidt (gedeeltelijk):

Lid 2.

De besluitenlijst vermeldt een overzicht van de beslissingen die Provinciale Staten op grond van de vastgestelde agenda van de Statenvergadering hebben genomen (..). Lid 4. Aan de besluitenlijst van Provinciale Staten kunnen geen rechten worden ontleend.

Artikel 32 luidt (gedeeltelijk): Lid 2. De in de vergaderzaal aanwezige leden kunnen aantekening vragen, dat zij geacht wensen te worden tegen het voorstel dan wel onderdelen daarvan te hebben gestemd.

Artikel 40 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Stemmen geschiedt bij handopsteken. Lid 3. Bij hoofdelijke stemming brengt ieder lid zijn stem uit met het woord “voor” of het woord “tegen” zonder enige bijvoeging.

Noot 2: Reglement van orde voor Provinciale Staten van Limburg 2016 artikel 27. Artikel 27 luidt (gedeeltelijk):

Artikel 27 Lid 3. De notulen moeten tenminste inhouden: c. een woordelijke weergave van het gesprokene met vermelding van de namen van aanwezigen die het woord voerden; d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de Statenleden die voor of tegen stemden (..); g. de tekst van de genomen besluiten. Lid 4. De conceptnotulen van de voorgaande vergadering worden zo spoedig mogelijk digitaal gepubliceerd op de provinciale website. Lid 7. Vooruitlopend op de conceptnotulen wordt onder de zorg van de griffier een besluitenlijst opgesteld (..). Aan de besluitenlijst kunnen geen rechten ontleend worden. De door Provinciale Staten vastgestelde notulen bevatten de formele besluitvorming en de tijdens de vergadering gedane toezeggingen.

Noot 3: Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017, artikel 31. Artikel 31 luidt (gedeeltelijk):

Lid 1. Provinciale Staten stellen de besluitenlijst in de eerstvolgende vergadering vast.

Lid 2. De besluitenlijst bevat de besluiten die in de vergadering zijn genomen (..).

Noot 4: Artikel 23 lid 1 Provinciewet: De vergadering van provinciale staten wordt in het openbaar gehouden.

Noot 5: Artikel 9 Provinciewet: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

Noot 6: Artikel 16 Provinciewet: Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Coöperwiek een gouden ei?

DONDERDAG 16 AUGUSTUS 2018 Bij Heibloem, een van de dorpskernen van de Limburgse gemeente Leudal, staan sinds enkele jaren windmolens. Een van die molens is de Coöperwiek. Zijn eigendom is in handen van 325 personen. De molen levert hen energie. En hij is bovendien winstgevend. Met die winst worden volgens een groot krantenartikel over deze molen gemeenschapsvoorzieningen gefinancierd en daardoor wordt weer de leegloop van het dorp tegengegaan.

Coöperatie Die 325 mensen zijn lid van Coöperatieve vereniging Zuidenwind. Een coöperatieve vereniging is een verouderde term voor coöperatie. (Coöperatieve vereniging) Zuidenwind is dus een coöperatie.

Vereniging? Een coöperatie lijkt juridisch heel veel op een vereniging. Beiden hebben bijvoorbeeld leden en die leden hebben dezelfde zeggenschapsrechten. Er zijn ook verschillen: een coöperatie moet in de statuten minstens bepalen dat ze in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden voorziet. In artikel 2 van de statuten van de Coöperatieve vereniging Zuidenwind staat als doel dat voor de leden op duurzame wijze energie wordt geproduceerd door bijvoorbeeld de exploitatie van een windturbine.

Leden Iedereen van 18 jaar en ouder kan volgens artikel 3 lid worden; 16- en 17-jarigen kunnen jeugdlid worden. Ook rechtspersonen (bijvoorbeeld stichtingen en BV’s) kunnen volgens dit artikel lid worden: het lijkt er echter op dat zij volgens artikel 16 geen stemrecht hebben, net als minderjarigen.

Bestuursleden De leden kiezen volgens artikel 11 de bestuursleden uit hun midden. Het zittende bestuur of tien leden kunnen echter een bindende voordracht doen. Ook een jeugdlid en een rechtspersoon kunnen bestuurslid worden.

Eigenaren Niet de 325 leden maar de Coöperatieve vereniging Zuidenwind is de (enige) eigenaar van de molen.

Schuldenaren Bij een coöperatie zijn volgens de wet de leden aansprakelijk voor tekorten: als de coöperatie haar schulden niet uit eigen middelen kan voldoen, moet zij uiteindelijk een beroep doen op de leden en die leden zullen dan moeten betalen. Zelfs oud-leden kunnen worden aangesproken.

U.A. Toch hoeven de leden van de Coöperatieve vereniging Zuidenwind daar niet voor te vrezen. Niet zozeer omdat de molen winstgevend is – want dat zou natuurlijk ooit kunnen veranderen – maar omdat aan de naam van hun coöperatie de letters U.A. zijn toegevoegd: Coöperatieve vereniging Zuidenwind U.A. Die twee letters staan hier volgens de wet voor uitsluiting van aansprakelijkheid. En dat betekent dat leden en oud-leden niet hoeven bij te dragen aan de tekorten.

Artikel 53 lid 1 van het Burgerlijke Wetboek (boek 2) luidt: De coöperatie is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging. Zij moet zich blijkens de statuten ten doel stellen in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten, anders dan van verzekering, met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde te hunnen behoeve uitoefent of doet uitoefenen.

Artikel 55 lid 1 luidt (gedeeltelijk): Zij die bij de ontbinding leden waren, of minder dan een jaar te voren hebben opgehouden leden te zijn, zijn tegenover de rechtspersoon naar de in de statuten aangegeven maatstaf voor een tekort aansprakelijk;

Artikel 56 lid 1 luidt (gedeeltelijk): Een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij kan in afwijking van het in het vorige artikel bepaalde in haar statuten iedere verplichting van haar leden of oud-leden om in een tekort bij te dragen, uitsluiten. De leden kunnen hierop slechts een beroep doen, indien de rechtspersoon aan het slot van zijn naam in het eerste geval de letters U.A. (uitsluiting van aansprakelijkheid). Een rechtspersoon waarop de eerste zin niet is toegepast, plaatst de letters W.A. (wettelijke aansprakelijkheid) aan het slot van zijn naam.

Statuten Coöperatieve vereniging Zuidenwind:

https://www.zuidenwind.org/wp-content/uploads/2015/01/2017-12-11-Statuten-Zuidenwind.pdf

Het algemeen waterschapsbestuur dat u niet kiest

WOENSDAG 15 AUGUSTUS 2018 Over ruim een half jaar zijn er weer verkiezingen voor de waterschappen (maart 2019). Waterschappen worden ook wel hoogheemraadschappen genoemd. Wekelijks volgt er een bijdrage in de categorie Waterschapsverkiezingen 2019. De bijdrage van deze week gaat over de vraag die ik vorige week opwierp maar niet beantwoordde, een vraag over het algemeen bestuur.

Algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat niet alleen uit vertegenwoordigers van de mensen die in het waterschap wonen (de ingezetenen), maar ook uit vertegenwoordigers van de bezitters van in het waterschap gelegen landbouwgronden en natuurterreinen en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in het waterschap. Het algemeen bestuur is enigszins vergelijkbaar met de gemeenteraad.

Kiezen vertegenwoordigers In de vorige bijdrage is besproken dat in de waterschapsverkiezingen de vertegenwoordigers van de ingezetenen worden gekozen. Maar wie kiest de vertegenwoordigers van de bezitters van landbouwgronden en natuurterreinen en van het bedrijfsleven in het algemeen bestuur van het waterschap?

Bedrijfsleven De vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in het waterschap worden gekozen door de Kamer van Koophandel.

Landbouwgronden De vertegenwoordigers van de bezitters van in het waterschap gelegen landbouwgronden worden gekozen door organisaties. Welke organisaties dat zijn, staat in het reglement dat de provincie voor het waterschap heeft vastgesteld. Elke provincie heeft reglementen vastgesteld voor de waterschappen die in de provincie zijn gelegen. Zoals de provincie Zuid-Holland die in haar reglement voor het waterschap Delfland heeft geregeld dat die organisatie LTO Noord is, Land- en Tuinbouworganisatie Noord. De provincie Limburg heeft in haar reglement voor het waterschap Limburg geregeld dat die organisatie de Limburgse Land- en Tuinbouwbond is (LLTB).

Natuurterreinen Ook de vertegenwoordigers van de bezitters van natuurterreinen in het waterschap worden gekozen door organisaties. Provincies mogen in hun waterschapsreglement regelen welke organisaties dat zijn. Noch in het reglement voor het Zuid-Hollandse Delfland noch in dat voor Limburg is dat gebeurd. In zo’n geval mag de minister een organisatie aanwijzen. De minister heeft daartoe voor alle waterschappen dezelfde organisatie aangewezen: de Vereniging van Bos- en natuurterreineigenaren (VBNE).

Verdeling Niet beantwoord is de vraag hoe de zetels in het algemeen bestuur worden verdeeld over ingezetenen, bedrijfsleven, landbouwgronden en natuurterreinen. Dat gebeurt in een volgende bijdrage.

Artikel 12 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van categorieën van belanghebbenden bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 2. In het algemeen bestuur zijn de volgende categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigd: a. de ingezetenen; b. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; c. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; d. degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

Artikel 14 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De vertegenwoordigers van de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b en c, worden benoemd door de daartoe bij reglement aangewezen organisaties of, voor zover daarin bij reglement nog niet is voorzien, een door Onze Minister aangewezen organisatie. Lid 2. De vertegenwoordigers van de categorie van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, worden benoemd door de Kamer van Koophandel.

Artikel 2 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): De bevoegdheid tot regeling van (de) samenstelling van hun bestuur en tot de verdere reglementering van waterschappen behoort aan provinciale staten. De uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.

Artikel 9 Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland (2015) luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur bestaat uit (..); b. leden (van) de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter b van de Waterschapswet. Lid 2. a. De leden bedoeld in het eerste lid, onder b worden benoemd door de Land- en Tuinbouworganisatie Noord.

Artikel 6 Reglement voor het waterschap Limburg luidt: Voor de categorie ongebouwd worden de vertegenwoordigers benoemd door de Limburgse Land- en Tuinbouwbond.

Regeling benoeming waterschapsbestuursleden Natuurterreinen. Regeling als bedoeld in (..) de Waterschapswet inzake de selectie en de benoeming door de Vereniging van Bos- en natuurterreineigenaren (VBNE) van vertegenwoordigers van de categorie ‘Natuurterreinen’ in algemene besturen van waterschappen. Vastgesteld door het bestuur van de VBNE op 9 oktober 2017. De VBNE dient, als door de Minister aangewezen benoemende organisatie, op grond van de Waterschapswet tijdig te voorzien in een regeling omtrent de selectie en de benoeming van de vertegenwoordigers van de categorie Natuurterreinen

Lupus ovibus et hominibus lupus

MAANDAG 13 AUGUSTUS 2018 De krant bericht dat er steeds meer wolven zijn in Nederland. Hij komt uit het oosten (Duitsland) en wordt nu ook al in de provincies Flevoland en Utrecht aangetroffen. Zijn aanwezigheid blijkt bijvoorbeeld uit doodgebeten schapen. Schaaphouders zijn dan ook niet blij met de komst van de wolf.

Beschermde diersoort De in het wild levende wolf is een wettelijk beschermde diersoort. Zijn wetenschappelijke naam is Canis lupus. Hij wordt beschermd door de Wet natuurbescherming. Het is verboden om hem te doden, te vangen of te verstoren. En de plekken waar hij zich voortplant of rust mogen niet word en beschadigd of vernield. Hij mag dus bijvoorbeeld niet beschoten of verdreven worden.

Ontheffingen en vrijstellingen De overheid kan soms ontheffing of vrijstelling verlenen van een of meer van deze verboden. Dat is alleen mogelijk als aan drie voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde is: er is geen andere bevredigende oplossing. De tweede voorwaarde is: de wolfpopulatie in ons land lijdt er niet onder. Een derde voorwaarde is: de wolf brengt ernstige schade toe aan veehouderijen of andere vormen van eigendom die zonder (bijvoorbeeld) het doden, vangen of verstoren van de wolf niet voorkomen kan worden. Openbare veiligheid en volksgezondheid (de wolf als gevaar voor de mens?) kan ook als derde voorwaarde gelden.

Provincie De ontheffing of vrijstelling verlenende overheid is de provincie.

Artikel 3.5 Wet natuurbescherming luidt (gedeeltelijk): Lid 1 Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. Lid 2. Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. Lid 4. Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.

Bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna) luidt (gedeeltelijk):

DIERSOORTEN GEWERVELDE DIEREN ZOOGDIEREN CARNIVORA

Canidae Canis lupus (uitgezonderd de Spaanse populaties ten noorden van de Duero en de Griekse populaties benoorden de 39e breedtegraad)

Bescherming van de soorten

Artikel 3.8 Wet natuurbescherming luidt (gedeeltelijk): Lid Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten. Lid 2 Provinciale staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten. Lid 5 Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden: a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing; b. zij is nodig: 2°. ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom; 3°. in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten; c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Voorstellen voor nieuw Frans amendementsrecht in parlementaire commissie

JEUDI LE 9 AOUT 2018 Het wetsvoorstel over de invoering van (enige) evenredige vertegenwoordiging bij de verkiezing van de Assemblée nationale is nog niet in behandeling genomen. Daarom ga ik in deze bijdrage in op de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat het amendementsrecht wil beperken. Het Franse amendementsrecht en de voorgestelde wijzigingen erin zijn al eerder in de categorie Ontwikkelingen in Frankrijk besproken.

Grondwet Het Franse amendementsrecht is in geregeld in de Grondwet (Constitution), onder andere in artikelen 45 en 41 (2).

Frans amendementsrecht nu Uit deze twee artikelen volgt nu dat een amendement slechts een indirect verband met de tekst van het wetsvoorstel hoeft te hebben, ”un lien, même indirect”.

Frans amendementsrecht wetsvoorstel Het wetsvoorstel wil dat een amendement een rechtstreeks verband met de tekst van het wetsvoorstel moet hebben, ”lien direct” (3).

Nederlands amendementsrecht Ook in het Nederlandse amendementsrecht is het zo dat een amendement een rechtstreeks verband met de materie uit het wetsvoorstel moet hebben. Deze beperking is evenwel niet in de Grondwet geregeld, maar in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (4).

Franse parlement Het wetsvoorstel dat het amendementsrecht wil beperken is in juni besproken in de vaste commissie, Commission des lois constitutionnelles, de la législation et de l’administration générale de la République. Half juni heeft oppositiefractie Les Républicains een amendement ingediend om de voorgestelde Grondwetswijziging te schrappen (5). De commissie heeft het amendement eind juni aangenomen (6). Daardoor gaat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel – als ik het reglement van orde van de Assemblée nationale goed begrijp (7) – uit van het amendement dat de commissie heeft aangenomen: la discussion porte sur le texte adopté par la commission compétente. Echter, hoe dan ook is het wetgevingstraject nog niet afgerond.

NOTEN

Onderstaande wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Constitution 06.03.2017 https://www.legifrance.gouv.fr/Droit-francais/Constitution. Onderstaande wetsvoorstellen, commissieverslagen en reglement zijn afkomstig van de officiële site van de Assemblée nationale.

2: Artikel 41 Constitution luidt (gedeeltelijk): S’il apparaît au cours de la procédure législative qu’une proposition ou un amendement n’est pas du domaine de la loi ou est contraire à une délégation accordée en vertu de l’article 38, le Gouvernement ou le président de l’assemblée saisie peut opposer l’irrecevabilité.

Artikel 45 Constitution luidt (gedeeltelijk): Tout projet ou proposition de loi est examiné successivement dans les deux Assemblées du Parlement en vue de l’adoption d’un texte identique. Sans préjudice de l’application des articles 40 et 41, tout amendement est recevable en première lecture dès lors qu’il présente un lien, même indirect, avec le texte déposé ou transmis.

3:Projet de loi constitutionnelle no 911: Article 3 I. – L’article 41 de la Constitution est ainsi modifié : 1° Le premier alinéa est remplacé par les dispositions suivantes : « Les propositions de loi ou les amendements qui ne sont pas du domaine de la loi ou qui, hors le cas des lois de programmation, sont dépourvus de portée normative, et les amendements qui sont sans lien direct avec le texte déposé ou transmis en premièrelecture ne sont pas recevables.

4:Artikel 97 Reglement van Orde Tweede Kamer luidt (gedeeltelijk): Een amendement is ontoelaatbaar, indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel van wet, of indien er tussen de materie van het amendement en die van het voorstel geen rechtstreeks verband bestaat.

5:Het amendement N°CL214 luidt (gedeeltelijk): ARTICLE 3. Supprimer cet article. EXPOSÉ SOMMAIRE Dès lors, réduire ce droit d’amendement bafoue gravement les droits des parlementaires, majorité comme opposition, et telle n’est pas la conception que les Républicains se font de la Ve République.

6:Commission des lois constitutionnelles, de la législation et de l’administration générale de la République Vendredi 29 juin 2018 Séance de 9 heures 30 Compte rendu n° 95, luidt (gedeeltelijk): Article 3 M. Philippe Gosselin, président. Nous abordons l’article 3, qui concerne l’extension de l’irrecevabilité des propositions de loi ou des amendements. La Commission est saisie des amendements identiques CL214 de M. Philippe Gosselin, CL448 de Mme Cécile Untermaier, CL1292 de M. Jean-Félix Acquaviva et CL1331 de Mme Isabelle Florennes. La Commission adopte les amendements. L’article 3 est ainsi supprimé.

7:Artikel 90 Règlement de l’Assemblée nationale luidt (gedeeltelijk): Sous réserve des dispositions prévues à la deuxième partie du présent titre pour les projets visés à l’article 42, alinéa 2, de la Constitution, la discussion des projets et propositions de loi porte sur le texte adopté par la commission compétente. Toutefois, à défaut de texte adopté par la commission, la discussion porte sur le texte dont l’Assemblée a été saisie.

Het waterschapsbestuur

WOENSDAG 8 AUGUSTUS 2018 Over ruim een half jaar zijn er weer verkiezingen voor de waterschappen (maart 2019). Waterschappen worden ook wel hoogheemraadschappen genoemd. Wekelijks volgt er een bijdrage in de categorie Waterschapsverkiezingen 2019. De bijdrage van deze week gaat over het waterschapsbestuur.

Drie bestuursorganen Het waterschapsbestuur bestaat uit drie organen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Dijkgraaf De voorzitter heet ook wel dijkgraaf of watergraaf. Die laatste naam wordt gebruikt als er geen dijken in zijn waterschap gelegen zijn. Hij is voorzitter van het algemeen bestuur, van het dagelijks bestuur en van het waterschap. Hij is enigszins vergelijkbaar met de burgemeester in een gemeente. De dijkgraaf wordt voor zes jaar door de regering benoemd. Dat gebeurt niet out of the blue. Het gebeurt namelijk pas na een aanbeveling van het algemeen bestuur. De regering kan de dijkgraaf schorsen en ontslaan.

(Hoog)heemraden Het dagelijks bestuur bestaat uit de (voorzittende) dijkgraaf en de heemraden. Soms heten de heemraden anders, zoals hoogheemraden of gezworenen. Ze zijn enigszins vergelijkbaar met de wethouders in een gemeente. De heemraden worden gekozen door en uit het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan hen ook weer tussentijds ontslaan.

Algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat niet alleen uit vertegenwoordigers van de mensen die in het waterschap wonen (de ingezetenen), maar ook uit vertegenwoordigers van de bezitters van in het waterschap gelegen landbouwgronden en natuurterreinen en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in het waterschap. Het algemeen bestuur is enigszins vergelijkbaar met de gemeenteraad.

Benoemen algemeen bestuur Wie de vertegenwoordigers van de bezitters van landbouwgronden en natuurterreinen en het bedrijfsleven kiest, daarop kom ik in een volgende bijdrage terug. Voor de vertegenwoordigers van de ingezetenen worden verkiezingen gehouden waarbij alle volwassenen die in het gebied wonen hun stem mogen uitbrengen: dat zijn de waterschapsverkiezingen. De eerstvolgende waterschapsverkiezingen zijn – zoals gezegd – in maart 2019. Die verkiezingen betreffen dus slechts een deel van het algemeen bestuur. Wel is het zo dat in diezelfde maand ook de andere leden van het algemeen bestuur worden gekozen. Het hele algemeen bestuur wordt dus in maart volgend jaar volledig vernieuwd, voor een periode van vier jaar.

Artikel 10 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het bestuur van een waterschap bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Lid 2. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

Artikel 46 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De voorzitter van het waterschap wordt benoemd en herbenoemd bij koninklijk besluit. Hij kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen. Lid 2. De benoeming geschiedt voor de tijd van zes jaar. Lid 3. Voor de benoeming maakt het algemeen bestuur een aanbeveling op. Lid 5. Een voordracht van een niet op de aanbeveling geplaatste persoon geschiedt niet alvorens het algemeen bestuur en gedeputeerde staten zijn gehoord.

Artikel 41 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, worden door het algemeen bestuur benoemd. Lid 2. De benoeming vindt plaats uit de leden van het algemeen bestuur. Lid 5. Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

Artikel 12 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van categorieën van belanghebbenden bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 2. In het algemeen bestuur zijn de volgende categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigd: a. de ingezetenen; b. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; c. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; d. degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

Artikel 16 Waterschapswet luidt: Lid 1. De vertegenwoordigers van de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b, c en d, worden benoemd voor vier jaren. Lid 2. Zij treden tegelijk af met ingang van de donderdag in de periode van 23 tot en met 29 maart.

Gemeentelijk verbod om op straat te roken verboden?

DINSDAG 7 AUGUSTUS 2018. Afgelopen zaterdag stond in de krant dat de gemeente Rotterdam plannen heeft voor de invoering van (enkele) rookvrije straten: op straat mag daar dan niet meer gerookt worden, op straffe van een boete. Mag een gemeente zo’n rookverbod invoeren?

APV De gemeente wil dat rookverbod gaan regelen in de Algemene Plaatselijke Verordening, afgekort APV. Elke gemeente heeft een APV. Daarin is de huishouding van de gemeente geregeld.

Vrijheid Welke onderwerpen tot de gemeentelijke huishouding behoren, bepaalt de gemeenteraad. Per gemeente kunnen de onderwerpen die in de APV zijn geregeld dus verschillen. Uiteraard kan per gemeente ook nog verschillen hoe het (zelfde) onderwerp is geregeld.

Grenzen De gemeenteraad heeft dus de vrijheid om een onderwerp al dan niet te regelen. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Er zijn grenzen. Men onderscheidt hier een bovengrens en een ondergrens.

Bovengrens De bovengrens is dat de APV niet in strijd mag zijn met een hogere regeling, zoals een parlementaire wet. De wet waarmee een rookverbod op straat in strijd zou kunnen zijn, is volgens een jurist die in het krantenartikel wordt geciteerd de Tabaks- en rookwarenwet.

Ondergrens Er is ook nog een ondergrens: de APV mag alleen onderwerpen regelen die in het belang van de gemeente kunnen zijn. Het is moeilijk precies aan te geven of een onderwerp (en hoe het is geregeld) al dan niet in het belang van de gemeente kan zijn. Afgelopen maandag schreef Aleid Truijens in haar krantencolumn dat roken op straat weliswaar ongezond is voor de roker maar anderen geen schade berokkent. Zij vraagt zich daarom af of een gemeentelijk rookverbod wel op zijn plaats is. In juridische termen vertaald, vraag zij zich af: leveren de Rotterdamse plannen niet een schending op van de ondergrens?

Artikel 108 lid 1 Gemeentewet: De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten.

Artikel 121 Gemeentewet: De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd zijn.

Artikel 149 Gemeentewet: De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

De boa of handhaver openbare ruimte

MAANDAG 6 AUGUSTUS 2018. Vorige week stond er een artikel in de krant over de boa’s die in de Amsterdamse binnenstad in de openbare ruimte actief zijn; boa is de afkorting voor buitengewoon opsporingsambtenaar. De boa openbare ruimte wordt ook wel handhaver openbare ruimte genoemd. Amsterdam is niet de enige gemeente met boa’s. De boa draagt in elke gemeente hetzelfde uniform.

Dwangmiddelen Hij is geen politieagent maar heeft wel allerlei opsporingsbevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering die politieagenten ook hebben bij verdachte personen. De politieagent heeft meer dwangmiddelen. Staande houden De boa kan een verdachte bijvoorbeeld staande houden om hem naar zijn identiteit te vragen. Hij kan daarbij zaken van hem in beslag nemen. Arresteren Hij kan hem soms zelfs aanhouden (arresteren).

Niet elk strafbaar feit De boa openbare ruimte mag deze opsporingsbevoegdheden alleen gebruiken voor sommige strafbare feiten. De politieagent mag zijn opsporingsbevoegdheden voor alle strafbare feiten gebruiken. Soorten boa’s De boa openbare ruimte is niet de enige boa of handhaver. Zo is er bijvoorbeeld ook de sociaal rechercheur die bijstandsfraude opspoort en de boa die in tram, bus en metro actief is.

Artikel 142 Wetboek van Strafvordering luidt: Lid 1 Met de opsporing van strafbare feiten zijn als buitengewoon opsporingsambtenaar belast: a. de personen aan wie door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, onderscheidenlijk het College van procureurs-generaal een akte van opsporingsbevoegdheid is verleend; b. de meerderjarige personen, behorend tot door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen categorieën of eenheden; c. de personen die bij of krachtens bijzondere wetten met de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten worden belast, met uitzondering van de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, of die bij of krachtens verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Lid 2 De opsporingsbevoegdheid strekt zich uit tot de in de akte of aanwijzing aangeduide strafbare feiten; de akte of aanwijzing kan bepalen dat de opsporingsbevoegdheid alle strafbare feiten omvat. Lid 3 Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan bepalen dat voor door hem aan te wijzen categorieën of eenheden van de in het eerste lid, onder c, genoemde buitengewone opsporingsambtenaren, de opsporingsbevoegdheid zich mede uitstrekt over andere strafbare feiten; het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. Lid 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven omtrent de verlening van de akte en het doen van de aanwijzing, het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt, de beëdiging en de instructie van de buitengewoon opsporingsambtenaren, het toezicht waaraan zij zijn onderworpen en de wijze waarop Onze Minister van Veiligheid en Justitie de opsporingsbevoegdheid van afzonderlijke personen kan beëindigen. Voorts kunnen regels worden gegeven over de eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen. Lid 5 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder b, of derde lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 52 Wetboek van Strafvordering: Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.

Artikel 27a, eerste lid, eerste volzin: De verdachte wordt ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats.

Artikel 95 lid 1 Wetboek van Strafvordering: De opsporingsambtenaar die de verdachte staande houdt of aanhoudt, kan de voor inbeslagneming vatbare voorwerpen die de verdachte met zich voert, in beslag nemen.

Artikel 54 lid 4 Wetboek van Strafvordering: Indien het bevel van de officier van justitie of de hulpofficier van justitie niet kan worden afgewacht, is de opsporingsambtenaar bevoegd de verdachte aan te houden teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie.

Amendementsrecht provinciale staten vergeleken

VRIJDAG 3 AUGUSTUS 2018. In deze bijdrage staat het amendement in de voltallige vergadering van Provinciale Staten centraal. Daarover is een regeling opgenomen in de reglementen van orde van Provinciale Staten. Ik vergelijk de regelingen van Zuid-Holland (1), Friesland (2) en Gelderland (3).

Provinciale Staten Gelderland heeft 55 Statenleden, verdeeld over 11 fracties. Ook Zuid-Holland heeft 55 Statenleden, verdeeld over 12 fracties. Friesland heeft 43 Statenleden, verdeeld over 13 fracties.

Voltallige vergadering Aan de voltallige of plenaire vergadering van Provinciale Staten nemen in beginsel alle Statenleden deel. De vergadering wordt op grond van de Provinciewet in het openbaar gehouden (4). Meestal wordt er elke maand een dag vergaderd. De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten (5).

Reglement van orde Provinciale Staten stellen op grond van de Provinciewet een reglement van orde vast voor hun voltallige vergaderingen (6).

Definitie amendement In Gelderland is het niet gedefinieerd. De omschrijving van Zuid-Holland is: voorstel tot wijziging van een ontwerpbesluit naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen. Die van Friesland luidt: een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen. Ik ga ervan uit dat ontwerpbesluit en aanhangig voorstel op hetzelfde neerkomt; hieronder spreek ik steeds van ontwerpbesluit.

(Ontwerp)besluit Het ontwerpbesluit is meestal afkomstig van gedeputeerde staten. Echter: het zijn Provinciale Staten die het besluit al dan niet nemen.

Recht of gunst Indiening, behandeling en stemming over een amendement is in alle drie provincies een recht.

Recht van individueel Statenlid Het is in alle drie provincies een recht van het individueel Statenlid.

Toelichting? In Zuid-Holland moet het amendement zijn voorzien van een schriftelijke toelichting, al mag die toelichting beknopt zijn. Ook Friesland eist een toelichting, maar die hoeft niet schriftelijk te zijn. In Gelderland is een toelichting niet nodig.

Ondertekening? In Zuid-Holland moet het amendement zijn ondertekend door de indiener en door de andere Statenleden die het steunen. In Friesland kan worden volstaan met ondertekening door een Statenlid; praktisch gesproken zal dat de indiener zijn. In Gelderland is ondertekening niet nodig.

Mondeling amendement? Friesland en Zuid-Holland sluiten een mondeling amendement uit. Gelderland doet dat niet: de voorzitter mag een mondeling amendement toelaten als het om een eenvoudig amendement gaat.

Indiening vanaf wanneer? In Zuid-Holland is dat vanaf het moment dat het te amenderen ontwerpbesluit aan de Statenleden wordt kenbaar gemaakt. In Friesland is dat vanaf het moment waarop het agendapunt van het ontwerpbesluit behandeld wordt in de voltallige vergadering van provinciale staten. Gelderland heeft hierover geen regeling. Het moment waarop een ontwerpbesluit wordt kenbaar gemaakt gaat weliswaar vooraf aan het moment waarop het agendapunt behandeld wordt, maar het lijkt me niet erg praktisch om een amendement in te dienen voorafgaand aan de behandeling van het agendapunt.

Behandeling amendement Gelderland eist dat de indiener aanwezig is bij de behandeling van zijn amendement. Zuid-Holland en Friesland bevatten hierover geen regeling. De Gelderse eis zal ook samenhangen met wat hierboven bij ondertekening en toelichting is geschreven. Gelderland eist bovendien dat de indiener de presentielijst heeft getekend. Het praktisch nut van deze extra eis zie ik niet direct.

Indiening tot wanneer In Zuid-Holland is indiening mogelijk zolang het ontwerpbesluit aan de orde is. In Gelderland en Friesland kan het zolang over het ontwerpbesluit wordt beraadslaagd. Praktisch komt dat volgens mij op hetzelfde neer.

Intrekking of wijziging? De indiener in Zuid-Holland en Gelderland heeft de expliciete bevoegdheid om zijn amendement in te trekken zolang er nog over wordt beraadslaagd (Zuid-Holland) of er nog geen besluit over is genomen (Gelderland). In Friesland ontbreekt zo’n bevoegdheid, althans een expliciete. In Zuid-Holland heeft hij ook de expliciete bevoegdheid om zijn amendement te wijzigen. Er staat niet bij tot wanneer dat mag.

NOTEN

Noot 1:Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland, artikel 55 en 56. Artikel 55:

Lid 1. Ieder lid is bevoegd om amendementen in een aan de orde zijnde voorstel voor te stellen. Een amendement kan worden ingediend vanaf het moment dat een voorstel aan de leden kenbaar is gemaakt. Lid 2 Elk amendement wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend, is van een beknopte toelichting voorzien en is ondertekend door de indiener en de leden die het amendement ondersteunen. Als indiener wordt aangemerkt, het lid dat het amendement als eerste heeft ondertekend. Lid 3. De beraadslaging over amendementen heeft gelijktijdig plaats met die over het voorstel waarop zij betrekking hebben. Lid 4. Een ingediend amendement wordt zo spoedig mogelijk vermenigvuldigd en ter vergadering rondgedeeld. Ten aanzien van een tijdens de beraadslagingen ingediend amendement kan de vergadering besluiten dat met voorlezing wordt volstaan. Lid 5. De indiener van een amendement kan daarin wijzigingen aanbrengen. Lid 6. De indiener kan zijn amendement intrekken, doch indien de beraadslaging gesloten is alleen met toestemming van de Staten.

Artikel 56: Lid 1. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter of op verzoek van een in de vergadering aanwezig lid een amendement ontoelaatbaar verklaren, indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het in behandeling zijnde voorstel, of indien er tussen de inhoud van het amendement en die van het voorstel geen rechtstreeks verband bestaat. Lid 2. Een amendement is toelaatbaar zolang de vergadering het niet ontoelaatbaar heeft verklaard.

Noot 2: Besluit van Provinciale Staten van de provincie Fryslân houdende regeles omtrent vergaderingen Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2017. Artikel 28:

Lid 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een amendement voor te stellen op het aanhangig voorstel. Lid 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een sub-amendement voor te stellen op een ingevolge het eerste lid ingediend amendement. Lid 3. Een (sub) amendement wordt in tweevoud ingediend bij de voorzitter. Het kan niet eerder worden ingediend dan op het moment waarop het agendapunt waarop het betrekking heeft aan de orde wordt gesteld. De indiening kan plaatsvinden zolang de beraadslaging over het onderwerp niet is gesloten. Lid 4. Een (sub)amendement dient te worden ondertekend door een lid van provinciale staten. Lid 5. Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel of indien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en het amendement. Een amendement wordt toelaatbaar geacht zolang provinciale staten het niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door de leden. Lid 6. De ingediende amendementen en subamendementen maken deel uit van de beraadslaging. Zij worden door de indiener toegelicht. Lid 7. De indiener van een amendement is te allen tijde bevoegd het amendement te wijzigen of in te trekken, tenzij daarover besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Noot 3:Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017.Artikel 32:

Lid 1. Ieder lid van Provinciale Staten kan tot het sluiten van de beraadslaging amendementen en subamendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een ontwerpbesluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Lid 2. Provinciale Staten beraadslagen alleen over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door leden van Provinciale Staten die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn. Lid 3. Elk amendement en subamendement moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorstel – oordeelt dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan. Lid 4. De indiener kan een amendement of subamendement intrekken tot het moment dat de besluitvorming door Provinciale Staten plaatsvindt.

Noot 4: Artikel 23 lid 1 Provinciewet: De vergadering van provinciale staten wordt in het openbaar gehouden.

Noot 5: Artikel 9 Provinciewet: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

Noot 6: Artikel 16 Provinciewet: Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.